Skip to content

Over de vergeten schouderspier en het sleutelbeen

In de schouder is er niet sprake van slechts 2 botstukken die kunnen bewegen. Er zijn naast de kop van de bovenarm en het kommetje, dat onderdeel van het schouderblad is, nog andere botten die de schouder stabiel houden en bewegen. Met name het sleutelbeen wil ik hier bespreken. Het sleutelbeen zit in het midden met een gewricht vast aan het borstbeen. Op de schouderpunt zit het het andere uiteinde vast aan het schouderblad. Het sleutelbeen ligt juist boven de eerste rib. Het sleutelbeen zorgt ervoor dat het schouderblad en zo ook de gehele schoudergordel naar achteren gehouden wordt. Als deze er niet was zouden onze schouderpunten naar voren wijzen en zouden we een veel rondere bovenrug hebben (zoals bij een paard, deze heeft geen sleutelbeenderen).

 

schoudergordel

Naast deze stabiliserende taak moet het sleutelbeen ook bewegingen toelaten. Als de hand naar bovengebracht wordt, gaat eerst de bovenarm naar boven. Als deze boven de 90 graden komt gaat het schouderblad meebewegen. Omdat het sleutelbeen aan het schouderblad vastzit, gaat het sleutelbeen meebewegen. Dit alles wordt natuurlijk in goede banen geleid door de banden en spieren die de verschillende botstukken aan elkaar verbinden. De afstemming van de volgorde van aanspanning van deze spieren luistert erg nauw. Er sluipen vaak foutjes in deze afstemming als er pijn is in de schouderregio, bijvoorbeeld na een val. Zo kan er door pijn een spier flink geremd worden in zijn mogelijkheid om aan te spannen (hij wordt “slap”). Ons brein denkt dan niet: “die spier doet het niet, ik zal die beweging maar niet meer doen”. Ons brein denkt in taken: “ik ga nu dat bord uit dat hoge kastje pakken”. Bij zwakte van een spier, zal die arm toch omhoog moeten. Andere spieren gaan dit dan verzorgen. Er is echter een probleem aan dit mechanisme. De andere spieren zijn niet gewend aan de andere taak. Hierdoor worden zij “overspannen” en krijgen ze spierknopen (triggerpoints) in zichzelf. Dit zorgt voor een minder flexibele spier en soms zelfs voor uitstralende pijn vanuit die spier naar de arm of nek.

Bekende spieren die deze spanning kunnen krijgen zijn de monnikskapspier (m. trapezius descendens) en de borstspier (m. pectoralis minor). Een minder bekende of zelfs vergeten spier is de m. subclavius. Deze spier zit tussen de eerste rib en de onderkant van het sleutelbeen. Bij teveel spanning houdt deze spier het sleutelbeen naar beneden. De gehele schouder wordt dan beperkt in de beweging naar boven.

subclavius

in het rood staan de subclavius spieren aan beide zijden  

sublavius ref pain

het uitstralingsgebied vanuit de subclaviusspier in het rood

Om dit op te lossen kunnen er 2 dingen gedaan worden. Het eerste is masseren op de pijnlijke plekken juist onder het sleutelbeen. Dry needling is op deze plek niet goed mogelijk wegens de grote bloedvaten achter de spier. Het tweede wat gedaan kan worden is het rekken van de spier. Dit wordt gedaan op dezelfde manier waarop de borstspieren gerekt worden. Let hierbij wel op dat de rek gevoeld wordt op de borstregio en niet in de bovenarm of bij de schouderkop. Er mag zeker geen pijn gevoeld worden rondom de schouderkop of in de arm tijdens de oefening. Breng de spier zoals hieronder op rek en houdt deze 10 sec vast. Herhaal dit 3 keer.

 

pectoralis rek